Door Therry da Silva

  • Over de auteur: Therry da Silva (60) is meertalig opgevoed en woont sinds de jaren ’80 in Nederland. Ze studeerde belastingrecht en werkte ruim 45 jaar o.a. op advocaten- en accountantskantoren, in het welzijnswerk en voor diverse media als (onderzoeks)journalist, sportverslaggever, ghostwriter en schrijfcoach. Ze schreef voor  nieuws- en sportmagazines en andere uitgaven, waarbij ze 10 jaar hoofdredacteur was van het Nederlandse sportnieuwsmedium GymPOWER (2008-2021). Sinds haar achttiende zet ze zich waar dan ook in voor vrouwenrechten. Ze schrijft thans over haar belevenissen als vrouw en hartpatiënt. 

1. Hartinfarct

Eind vorig jaar beloofde 2024 hét jaar van de vrouw te worden. De ‘Let women speak’-beweging had zich wijd verspreid over de hele wereld en de roep om meer respect voor vrouwenrechten en -privacy was steeds luider geworden. Mocht dat bijzondere nieuwe jaar onverhoeds doorgaan, dan wilde ik wel elk moment ervan graag meemaken en er in Nederland deel van uitmaken! 

De voortekenen waren echter onheilspellend. Ondanks dat vrouwelijke journalisten een streepje voor kregen bij persaccreditaties voor de Olympische Spelen van Parijs, wees vakorganisatie NSP in overleg met de NOC*NSF het verzoek van deze zestigjarige rot in het vak af. De kroon op het werk na twintig jaar sportverslaggeving in de gymsportwereld – inclusief de laatste moeizame jaren vanwege corona, het onderzoek naar het misbruikschandaal bij de KNGU en vele bedreigingen- kon ik met mijn kritische pen en enthousiasme voor de gymsport op mijn buik schrijven. Met Kerst bezorgde een blik op de weegschaal na de zoveelste brunch me bijna een hartverzakking en in de laatste uren van het jaar werd onze buurt opgeschrikt door het plotse overlijden van een geliefde, vrij jonge buurvrouw aan hartfalen. Als het centrum van je leven beschadigd raakt, dan klopt er niets meer.

De schok en het gemis ebden langzaam weg, terwijl de naargeestige  winter langzaam maar zeker wegdroop en de jonge lente eindelijk leek te ontwaken. De nieuwe griepgolf en weken nagehoest leken overwonnen. Ik was begonnen aan de HBO-studie voedingsadviseur en plande een eerste ontspannen uitje van het jaar. Filmpje kijken met een etentje als afronding. Vrouwen onder elkaar van diverse leeftijden, vriendinnen voor het leven: als altijd gezellig, leuk én interessant. We praatten bij over alle belangrijke onderwerpen en actualiteiten in de familie en in de wereld. Mijn geluk kon niet op; blij en tevreden ging ik naar huis, vol goede moed met wat leek de bevestiging van een mooi jaar in het verschiet.

Tot ik de volgende ochtend vroeg wakker werd, misselijk en onwel met een onbehaaglijk gevoel en pijnlijke armen. Een lichamelijke gesteldheid dat niet viel te omschrijven, me steeds meer deed kermen en met niets zich liet wegkrijgen. Het was het begin van een knotsgekke week die me als een dolgedraaide rollercoaster voor het eerst zou doen denderen door het hele circus dat Nederlandse ziekenhuizen bieden aan hartpatiënten. Bovenal ben ik dankbaar voor de nieuwe kans op leven, -uitgerekend op de internationale vrouwendag van 2024-, voor alle mensen –professionals, kamergenoten en familieleden-, middelen en mogelijkheden die bijdroegen aan het redden van mijn leven en me moed inspraken, dat ik dit nu kan navertellen en mag werken aan mijn revalidatie.

Maar ik ben ook onthutst over die pijnlijke, ongemakkelijke momenten als vrouw en als mens in dat traject. De ambulancebroeder die kennelijk niet wist dat een hartinfarct van een vrouw er anders aan toegaat en kostbare tijd verspilde met het onderzoeken waarom ik de gordijnen ’s morgens vroeg nog niet open had getrokken. De IC-verpleegster die ongeduldig mijn hoofd hardhandig naar haar toedraaide en schreeuwde dat ik haar moest aankijken. De kamergenoot die woest reageerde omdat hij dacht dat mijn piepende hartmonitor een computer was waar die vermaledijde buurvrouw ongegeneerd op zat te spelen. De brancardier die al bellend een hartpatiënt los in een rolstoel in een dollemansrit in recordtempo door het doolhof van het ziekenhuis duwde, breed lachend met zijn jarenlange werkervaring als excuus. De radioloog die plompverloren verbaasd vroeg of ik nog een baarmoeder heb of zijn collega die ongeduldig op mijn middenrif bleef trommelen en schreeuwde dat ik mee moest werken omdat hij haast had, terwijl een collega dat als niet meer dan onaardigheid kon bestempelen

Alle Ahmed’s, Abdullah’s en andere mannen in hun helverlichte kamers waarin ik me voor hun neus moest ontkleden, die overal aan me zaten te sjorren terwijl mij niet gevraagd is of ik door een vrouw of een man behandeld wilde worden. Het onprofessionele geroddel en gemopper op elkaars ziekenhuis, denkende dat ik ze niet kon volgen of verstond. Het zuinig zijn op de eigen apparatuur waarbij ik telkens ben afgekoppeld van hartbewakingsapparatuur, vervaarlijk tussen het kastje en de muur zwabberend omdat er nog lang geen hartingreep was geweest. Die vreselijke overvolle vuilnisbak in de gemengde wc van onze kamer die een week lang -Joost mag weten waarom- niet werd geleegd en niemand zich geroepen voelde om iets te doen aan de vele smeekbeden van onze kamer. Ze leken geen van allen te beseffen wat een vervuilde wc voor ons geketenden betekende. De hartchirurg, het hoofd van de afdeling, adviseerde me in het afrondende gesprek op de gang doodleuk om de klacht in de tevredenheidsenquête achteraf te melden. 

Eén vrouw verdient een standbeeld: de schoonmaakster die lak had aan het idiote protocol en -kort voordat ik weg mocht-, alles schoonmaakte en opruimde. Die bende op haar werk was haar eer te na. Als het centrum van je leven beschadigd raakt, dan klopt er niets meer. Dat begreep ze als geen ander daar op die hartafdeling. Het kan toch nog wat worden met 2024 als hét jaar van de vrouw. 

Leave a Reply

Your email address will not be published.